|
Hoe
Kon Je?
Toen ik pup was, amuseerde ik je met
mijn gekke streken en maakte ik je aan
het lachen. Je noemde mij je kind, en
ondanks een aantal kapotgekauwde
schoenen en wat vermoorde kussentjes
werd ik je beste vriend. Als ik "stout"
was, schudde je met je vinger naar me en
vroeg je me "hoe kon je?", maar dan gaf
je weer toe en rolde je me op mijn rug
om mijn buik te kriebelen.
Mijn zindelijkheidstraining duurde wat
langer dan verwacht omdat je het
vreselijk druk had, maar daar hebben we
allebei hard aan gewerkt. Ik weet nog
dat ik 's nachts mijn neus tegen je
aanschurkte en dat ik naar je diepste
geheimen en dromen luisterde, en ik kon
me geen beter leven voorstellen. We
maakten lange wandelingen en renden door
het park, maakten ritjes in de auto,
stopten om een ijsje te kopen (ik kreeg
alleen het hoorntje want "ijs is slecht
voor honden", zei je) en ik deed lange
dutjes in de zon en wachtte tot je aan
het eind van de dag thuis zou komen.
Geleidelijk ging je meer tijd aan je
werk en je carrière besteden, en meer
tijd aan het zoeken van een menselijke
partner. Ik wachtte geduldig op je,
troostte je als je gekwetst of
teleurgesteld was, gaf je nooit op je
kop als je een verkeerde beslissing nam
en sprong vrolijk in het rond als je
thuis kwam. En toen werd je verliefd.
Zij - inmiddels je vrouw - is geen
"hondenmens". Toch verwelkomde ik haar
in het huishouden, probeerde haar
genegenheid te geven en gehoorzaamde
haar. Ik was gelukkig omdat jij gelukkig
was.
Toen kwamen de menselijke baby's en ik
deelde in je opwinding. Ik was
gefascineerd door hun roze huidje, hoe
ze roken, en ik wilde ze ook bemoederen.
Alleen maakten jij en zij je zorgen dat
ik ze pijn zou doen, en ik werd de
meeste tijd naar een andere kamer
verbannen, of naar de bench. Oh, ik
wilde zo graag van ze houden, maar ik
werd een "gevangene van de liefde".
Toen ze groeiden, werd ik hun vriend. Ze
hingen aan mijn vacht en trokken
zichzelf op wiebelige beentjes op,
staken vingers in mijn ogen,
onderzochten mijn oren en gaven mij
kusjes op de neus. Ik hield van ze en
van hun aanraking - jouw aanrakingen
waren nu zo zeldzaam - en ik zou hen met
mijn leven hebben verdedigd als het
nodig was geweest.
Ik glipte stiekem in
hun bedden en luisterde naar hun zorgen
en geheime dromen, en samen wachtten we
op het geluid van jouw auto op de oprit.
Er was een tijd dat, als anderen je
vroegen of je een hond had, je een foto
van mij uit je portefeuille haalde en
hen verhalen over mij vertelde. De
afgelopen jaren antwoordde je slechts
"ja" en veranderde je van onderwerp. Ik
was van "jouw hond" verworden tot
slechts "een hond", en iedere euro die
je aan mij besteedde werd er een teveel.
Nu heb je een carrièrekans in een andere
stad, en jij en je gezin verhuizen naar
een appartement waar geen honden
toegestaan zijn. Je hebt de juiste
beslissing genomen voor je "gezin", maar
er was een tijd dat ik je enige
gezinslid was.
Ik was blij opgewonden
over de autorit, tot we bij het
dierenasiel stopten. Het rook naar
honden en katten, naar angst,
naar
hopeloosheid. Je vulde de paperassen in
en zei "ik weet zeker dat jullie een
goed tehuis voor haar vinden".
Zij
haalden hun schouder op en keken je
meewarig aan. Zij kennen de harde
werkelijkheid voor een hond van
middelbare leeftijd, zelfs een met
"papieren".
Je moest de vingertjes van je zoon van
mijn halsband lostornen terwijl hij
schreeuwde "Nee pappa!
Laat ze niet mijn
hond meenemen!" En ik maakte mij zorgen
om hem, en over wat je hem hiermee had
bijgebracht over vriendschap en trouw,
liefde en verantwoordelijkheid, en over
respect voor alle leven. Je gaf me een
afscheidsklopje op mijn hoofd, je
vermeed mij in de ogen te kijken, en
weigerde beleefd mijn halsband en riem
mee te nemen.
Je moest nog een deadline
halen - en ik nu ook.
Na je vertrek zeiden de twee aardige
dames dat je waarschijnlijk al maanden
wist dat je zou verhuizen en dat je geen
poging had gedaan om een goed tehuis
voor me te vinden. Ze schudden het hoofd
en zeiden "hoe kon je?"
Ze geven ons hier in het asiel zoveel
aandacht als mogelijk is met hun drukke
bezigheden. Ze voeren ons natuurlijk,
maar al dagen heb ik geen trek meer. In
het begin rende ik iedere keer als er
iemand langskwam naar het hek, hopend
dat jij het was. Dat je van gedachten
was veranderd. Dat dit allemaal slechts
een nare droom was. Of ik hoopte
tenminste dat het iemand was die
medelijden met me had, die me zou
redden. Toen ik me realiseerde dat ik
niet opkon tegen die met gekke fratsen
aandacht vragende pupjes, die geen idee
hadden wat hen te wachten stond, trok ik
me maar terug in het verste hoekje van
mijn kennel en wachtte af.
Ik hoorde haar voetstappen toen ze me
kwam halen aan het eind van de dag, en
ik liep met haar terug de gang door naar
een aparte kamer. Een gelukzalig stille
kamer. Ze plaatste me op de tafel en
wreef over mijn oren en vertelde me dat
ik me geen zorgen moest maken. Mijn hart
bonkte in afwachting van wat er ging
gebeuren, maar ook voelde ik een zekere
opluchting. De "gevangene van de liefde"
was aan het einde van haar dagen
gekomen. Omdat het mijn aard is, had ik
met haar te doen. De last die zij moet
torsen is zwaar, dat weet ik zoals ik
ook altijd jouw stemmingen aanvoelde.
Voorzichtig plaatste ze een tourniquet
om mijn voorpoot terwijl een traan over
haar wang gleed. Ik likte haar hand op
dezelfde manier als ik altijd bij jou
deed om je te troosten, al die jaren
geleden. Met grote vaardigheid liet ze
de injectienaald in mijn ader glijden.
Toen ik de steek voelde en de koele
vloeistof die zich door mijn lichaam
verspreidde, ging ik slaperig liggen,
keek haar in de ogen en fluisterde "hoe
kon je?"
Misschien begreep ze mijn hondentaal,
want ze zei "het spijt me zo". Ze hield
me tegen zich aan en legde mij haastig
uit dat het haar taak was ervoor te
zorgen dat ik naar een betere wereld
ging, waar ik niet genegeerd, mishandeld
of verlaten kon worden of voor mezelf
moest zorgen - een plaats van licht en
liefde, zo verschillend van dit aardse
bestaan. Met het laatste beetje energie
dat ik nog had, probeerde ik haar met
een laatste kwispel te vertellen dat
mijn "hoe kon je?" niet tegen haar
gericht was. Ik dacht aan jou, lieve
baas. Ik zal altijd aan je denken en
altijd op je wachten.
Moge iedereen in je leven je zoveel
trouw betonen.
Hoe kon je?
Author:Jim Willis, 2001
|
|